Algemene Kinderbijslagwet
Artikel 18
1
De Sociale verzekeringsbank betaalt de kinderbijslag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na afloop van het kwartaal waarover recht op kinderbijslag bestaat.
2
Indien twee personen, die gezamenlijk een huishouden vormen, over eenzelfde tijdvak recht op kinderbijslag voor eenzelfde kind hebben, wordt de kinderbijslag uitbetaald aan degene van hen die zij gezamenlijk daartoe hebben aangewezen.
3
Bij gebreke van een gezamenlijke aanwijzing als bedoeld in het tweede lid bepaalt de Sociale verzekeringsbank aan welke persoon de kinderbijslag wordt uitbetaald.
4
Indien twee of meer personen waaronder één persoon tot wiens huishouden het kind behoort, over eenzelfde tijdvak recht op kinderbijslag voor eenzelfde kind hebben, wordt de kinderbijslag waarop degene recht heeft, tot wiens huishouden dit kind niet behoort, niet betaald.
5
Indien twee of meer personen over eenzelfde tijdvak recht hebben op kinderbijslag voor eenzelfde kind, in andere situaties dan bedoeld in het tweede en vierde lid, wordt betaald de kinderbijslag waarop degene recht heeft die de hoogste bijdrage in het onderhoud van dit kind levert. Aan de andere personen wordt geen kinderbijslag uitbetaald.
6
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot situaties van samenloop, bedoeld in het tweede, vierde en vijfde lid, nadere en aanvullende regels worden gesteld waarbij van het vierde en vijfde lid kan worden afgeweken.
7
De kinderbijslag die op grond van het tweede tot en met zesde lid aan een verzekerde wordt betaald, kan op verzoek van die verzekerde in gedeelten aan meer verzekerden worden betaald.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN AV2779, Hoger beroep, 04/6182 AKW
Rechtsoort
Sociale zekerheid
Datum uitspraak
17-02-2006
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Hoger beroep
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Centrale Raad van BeroepVordering tot afgifte van een besluit op bezwaar mist feitelijke grondslag. Brief van betrokkene kan niet aangemerkt worden als een beroep ex artikel 6:2 van de Awb.